H.M.S Bronington

Geschiedenis:

De “Ton” of Coniston klasse zijn gemaakt als mijnenvegers voor de Royal Navy (RN) en andere landen.  Deze schepen werden gemaakt tussen 1951 en 1959, waardoor ze de talrijkste klasse in de RN zijn.

Al de schepen zijn gemaakt met een houten romp. Ze werden aangedreven door ofwel 2 Mirrles Blackstone diesels van 2500 PK of (de latere schepen) 2 Deltic diesels van 3500 PK, waardoor ze een maximum snelheid behaalden van 15 knopen.

De bewapening varieerde, maar normaal hadden ze 1 x 40mm en 2 x 20mm aan boord als bewapening.  Mijnenjagers hadden normaal 1 x 40 mm als bewapening.

De Bronington (ex-Green Beetle) is gemaakt door “Cook Welton & Gemmel in Hull en Beverly.  De kiellegging was in 1951 en in 1954 was ze afgewerkt.

Later werd ze hernoemd naar “H.M.S. Humber” en werd ze gestationeerd bij het 10de M.S.S. R.N.R. (MineSweeping Squadron RNR).  In 1958 werd ze opnieuw hernoemd in Bronington en werd ze gestationeerd bij het 100ste M.S.S.

In 1965 werd ze geconverteerd naar een mijnenjager in Rosyth en werd ze gestationeerd bij het 1ste M.C.M.S. (Mine Counter Measures Squadron).  In 1974 kreeg ze een refit in Gibraltar waarna ze opnieuw bij het 1ste M.C.M.S. in Rosyth gestationeerd werd.  Tussen 1980 en 1984 diende ze met het 2de M.C.M.S en met STANAVFORCHAN.

Momenteel is ze een museumschip in Birkenhead.

Bouw:

Het model van Deans Marine is de Bronington na conversie tot mijnenjager in Rosyth (1965).

Bij nazicht van de bouwdoos valt eigelijk direct op dat het niet makkelijk is om alle elektronica in het model te proppen.  Natuurlijk levert Deans alles behalve motoren bij de bouwdoos. 

De romp (polyester – glasvezel) is van goede kwaliteit, en vraagt enkel om enkele oneffenheden weg te schuren.

Als eerste werk worden de assen gemonteerd.  Na de assen komen de roeren.  Deans levert standaard roeren in tin.  De roeras hierin kwam los.  Dus dan maken we het maar na in plastiek (de roeren zijn klein dus dit gaat snel.)  De roeras wordt eerst in een hoek geplooid en vervolgens in de plastieken roeren gesmolten.  Op deze manier kan de as niet meer getorst worden.

Nadien werd het achterdek geplaatst.  Om praktische redenen, heb ik zo’n groot mogelijke opening voorzien in het achterdek (eigenlijk kan dit in zijn geheel eraf).

Natuurlijk moet je met Deans zijn fittings op het gewicht letten.  Gans de achterbouw is weeral gemaakt uit 0,5mm.  De schoorsteen zit als vacumvorm mee in de kit.  De beplanking van het dek is weeral balsa van 1mm.  Ik kon natuurlijk ook Deans zijn “houtfolie” nemen, maar die trok op niet veel… 

Eigelijk is dit deel het meest gemakkelijke.  Alle grote stukken (winchen, lockers, bolders,…) zitten kant en klaar in de kit.

Enkel de kranen kunnen nog voor een verassing op het achterdek zorgen.

Op dit moment moeten nog enkele stukken op het achterdek voorzien worden nl: bolders, sleepboeien, rollen, lockers en ladders.  Als dit alles erop staat kan de laatste afwerking gebeuren: het plaatsen van de nummers en badges. (dit zal nog wel minstens 1 maand duren). 

Ondertussen heb ik ze toch al meegenomen voor een kleine proefvaart.  Hieruit heb ik geleerd dat stabiliteit toch niet alles is…

1/5/2004: We hebben nog eens iets gedaan: de 4 kleine kranen zijn afgewerkt met koord en al.

6/5/2004: Eindelijk zijn de navigatielichten af (en natuurlijk ook werkend). Om dit te verwezelijken, heb ik 2 led van 3mm per kant genomen. De pootjes van de leds heb ik gebruikt als electriciteitsbuis. Deze verdwijnen onder dek in koperen bussen. Alle lichten op de kajuit werken en zijn aangesloten. Op deze manier is de kajuit ook verankerd aan het dek.

14/5/2004: De batterij en het lood is vastgemaakt en ze is volledig gebalanceerd. Alles onder het voordek is gevuld met “verpakte lucht” (in geval van…). De romp heeft de juiste kleur gekregen en de waterlijn is aangebracht. Gans de bovenbouw is in matte vernis gezet.

17/5/2004: De kraan staat klaar om afgewerkt (bekabeling, blokken,…) en dan geplaatst te worden.

24/5/2004: De nummer (M115) en de badge is aangebracht.